Op 13 en 14 september 2013 vond in Malaga het jaarcongres van PEOPIL plaats. Als Nederlandse vertegenwoordiger in het bestuur was ik erbij. Hieronder een kort verslag.
Deel I: De eerste dag
1. Opening en welkom
Conform goed gebruik wordt het congres altijd geopend door de president van PEOPIL. Dit is op dit moment nog steeds “onze” Antoinette Collignon (advocaat te Amsterdam). Zij zou aan het einde van de dag het presidentschap overdragen aan Paul Kuhn (jurist bij ADAC te München). Na het welkomstwoord van Antoinette Collignon werden de congresgangers nog welkom geheten door Francisco Javier Lara, de president van de plaatselijke Balie.
2. Wetsvoorstel: Package travel regulation
Onder leiding van Clive Garner (solicitor te Birmingham) spraken Matt Gatenby (solicitor te Leeds) en Philip Mead (barrister te Londen) over het Europese wetsvoorstel, bekend onder de naam “Package travel regulation”. Matt Gatenby gaf als eerste een overview van de huidige stand van zaken en datgene wat er met het wetsvoorstel gaat veranderen. Philip Mead sprak daarna over de tegenstrijdigheden in het nieuwe wetsvoorstel. In dat kader merkte hij ook op dat de academic commissieleden van PEOPIL nauw bij het voortraject van dit wetsvoorstel waren betrokken. Tegen die achtergrond was Philip Mead ook onaangenaam verrast om te merken dat in het laatste conceptwetsvoorstel opeens een maximum schadevergoeding van drie keer de prijs van de “reissom” als maximum schadevergoeding is opgenomen. Dat het wetsvoorstel er uiteindelijk gaat komen, is wel duidelijk, maar ook is duidelijk dat de harde kanten er zeer waarschijnlijk nog wel af zullen gaan. Wat dat betreft: to be continued …
3. Update Rome II en Haags verdrag
Bij grensoverschrijdende verkeersongevallen kan men te maken krijgen met het Rome II-verdrag, of met het Haags Verdrag Verkeersongevallen. Telkens is weer de vraag welk verdrag van toepassing is en welk recht – volgens dat verdrag – op de specifieke zaak moet worden toe-gepast. Antoinette Collignon (advocaat te Amsterdam) gaf ons een update. Zij heeft toegelicht dat het nog steeds een heel complex systeem is dat tot veel verwarring en verbazing aanleiding kan geven. Aan het einde van haar lezing gaf zij voor de Europese Commissie een aantal tips om rekening mee te houden. Eén van die tips was om te kiezen voor het recht van het land waar het slachtoffer woont. Dat spreekt mij aan. Tijdens mijn lezing in Istanbul in 2011 voor de Road Traffic Accident Group van PEOPIL heb ik ook gepleit voor de zogenaamde “lex loci victimi” in plaats van de “lex loci delicti” (het recht in het land waar het ongeval heeft plaatsgevonden). Een dergelijke oproep is ook gedaan door Jenny Papettas (docent en promovendus aan de uni-versiteit van Birmingham) tijdens een lezing in 2012 voor dezelfde Road Traffic Accident Group (een werkgroep van PEOPIL) in Parijs.
NB:
Omdat wij nu drie jaren achtereen dezelfde tip hebben afgegeven voor de Europese Commissie, is het wellicht een suggestie om voor een volgend PEOPIL congres een spreker uit te nodigen uit de verzekeringswereld. Het lijkt mij namelijk buitengewoon interessant om van een verzekeraar te horen of er verzekerings-technische bezwaren bestaan tegen de introductie van een lex loci victimi. Ik kan mij dat namelijk bijna niet voorstellen. Het systeem wordt er veel voorspelbaarder door, terwijl de schaderegeling in dergelijke gevallen veel efficiënter zou kunnen plaatsvinden. Er is namelijk al een ver-plichting voor de buitenlandse verzekeraars om in het land van het slachtoffer een schaderegelaar aan te wijzen. Maar die schaderegelaar moet thans (vaak) het recht toepassen van het land waar het ongeval heeft plaatsgevon-den. Dat lijkt bepaald tegenstrijdig. Het komt erop neer dat de buitenlandse verzekeraar wel verplicht is om een schaderegelaar in het land van het slachtoffer aan te stellen, maar dat hij geen gereedschapskist meekrijgt. Dat kan anders!
4. Aansprakelijkheid voor (winter)sportactiviteiten
Martin Habluetzel (advocaat te Zürich) gaf een lezing, waarin hij inging op de hoeveelheid regelgeving in de diverse wintersportlanden (Duitsland, Frankrijk, Italië, Oostenrijk, Spanje en Zwitserland). Hij maakte pijnlijk duidelijk dat het verstandig is om bij wintersportongevallen contact op te nemen met een plaatselijke advocaat en om in een eerste consult grondig door te nemen wat er precies is gebeurd en welke eisen en criteria plaatselijk gelden.
Vervolgens heeft Julian Chamberlayne (solicitor te Londen) de congresgangers aan de hand van een aantal Engelse uitspraken toegelicht op basis van welke feiten de Engelse rechter een schadevergoeding aan de slachtoffers van skiongevallen heeft toe- of afgewezen. Wat dat be-treft was het een feest van herkenning: het blijkt allemaal af te hangen van de exacte gang van zaken. Hoe concreter de toedracht van het ongeval kan worden aangegeven en hoe concreter kan worden aangegeven dat en waarom de plaatselijke zorgvuldigheidsnormen zijn overtreden, hoe groter de kans op toewijzing van de claim. In mijn perceptie geldt dat voor bijna alle zaken, dus niet alleen voor de wintersportongevallen, maar dat terzijde.
5. Grensoverschrijdende zaken: medische aansprakelijkheden
Onder leiding van David Body (solicitor te Birmingham) vond een paneldiscussie plaats over de vraag hoe een grensoverschrijdende medische aansprakelijkheidszaak feitelijk in zijn werk gaat. Dit onderdeel was niet alleen leuk en aardig van opzet, het was ook zeer informatief en il-lustratief, mede door de aangetoonde verschillen in de verschillende landen. Aan de discussie namen deel:
• John Beer (advocaat te Amsterdam)
• Marco Bona (advocaat en hoogleraar te Turijn, Italië)
• Jean Pierre Bellecave (advocaat te Parijs, Frankrijk)
• Christopher Johnston (barrister te Londen, Engeland)
• Jesus Perez (advocaat te Malaga, Spanje).
De discussie vond plaats op basis van verschillende casusposities, waarbij ook elementen van productaansprakelijkheid aan de orde waren. Bij productaansprakelijkheid valt te denken aan gebrekkige medische producten, zoals heupprotheses en/of hartkleppen. Opvallend was de op-merking dat men in alle landen het idee heeft dat “the business is being protected”. Dat geldt niet alleen voor de medische industrie, maar ook voor de reisindustrie. De vraag is of dat een bedenkelijke ontwikkeling is. Daar kan verschillend over worden gedacht, maar vanuit het per-spectief van de slachtoffers kan het met recht een bedenkelijke ontwikkeling worden genoemd.
6. Pleidooi voor verhaalbaarheid van juridische kosten in grensoverschrijdende zaken
Marco Bona (advocaat en hoogleraar te Turijn, Italië) hield een pleidooi voor het kunnen verhalen van de (vaak oplopende) juridische kosten in gevallen waarin twee advocaten werkzaam zijn in een grensoverschrijdende zaak. Het pleidooi had hij vorm gegeven in een conceptwetsvoorstel dat zou kunnen worden ingediend bij de Europese Commissie. Tijdens het pleidooi ging Marco Bona in op de voor- en nadelen van het verhaalbaar maken van dit soort kosten, waarbij ook werd ingegaan op de grondslag voor een dergelijk verhaal van kosten. Daarbij werd overigens niet uit het oog verloren dat de juridische kosten (van beide advocaten) schade vormen van het slachtoffer, welke het slachtoffer uiteindelijk op zijn beurt zou moeten kunnen verhalen op de verzekeraar. Als een dergelijk verhaal van de kosten niet (althans niet integraal) mogelijk blijkt te zijn, dan komt het er dus op neer dat een belangrijk deel van de schadevergoeding voor de slachtoffers wordt opgesoupeerd door juridische kosten. Bij grensoverschrijdende gevallen is vaak intensief overleg nodig tussen de beide advocaten in de beide landen. Het is dus een serieus probleem. Ook hiervoor geldt: to be continued …
7. Update verjaringstermijnen
Philip Mead (barrister te Londen) gaf ons een update van de ontwikkelingen van de Europese Commissie met betrekking tot de wens om de verjaringstermijnen binnen Europa te harmonise-ren. De conclusie is dat daar niet echt structureel veel (positieve) ontwikkelingen zijn te melden. Het blijft een tricky business.
Mijn toevoeging is dat het in Nederland allemaal wel meevalt. Verjaringstermijnen kunnen hier in Nederland vrij eenvoudig worden gestuit. Maar in andere landen gaat het niet zo eenvoudig, terwijl in andere landen ook kortere verjaringstermijnen gelden. Als er sprake is van een toepasselijk ander recht dan het Nederlandse, lijkt een consult van een buitenlandse advocaat over de aldaar toepasselijke verjaringstermijnen dringend gewenst. Het is dan ook niet voor niets dat binnen Europa al langere tijd stemmen opgaan om de verjaringstermijnen in alle landen gelijk te stellen (en wat mij betreft: de stuitingsmogelijkheden ook in alle landen te vereenvoudigen).
Deel II: De tweede dag
Zaterdagochtend had een voornamelijk Zuid-Europees karakter met eerst een Griekse spreekster en daarna drie Spaanse sprekers. Zelf was ik helaas verhinderd om de 2e dag bij te wonen, maar Jorg van den Enden (manager Foreign Claims Department bij Europrotector) was zo vriendelijk om de volgende samenvattingen aan te reiken.
8. Aansprakelijkheid van cruiseschepen
Als eerste sprak Sivlina Pavlakis (advocaat in Griekenland) over Cruise Liner Liability. Zij nam de aanwezigen mee door de regelgeving die er is ten aanzien van het reizen met een cruiseschip. Een activiteit die in het pakket aan reizen toch een aardig aandeel heeft. Van de cruises in 2013 was 22% in het gebied van de Middellandse zee. Een behoorlijk percentage dat laat zien dat ongevallen, zoals met de Costa Concordia, vaker kunnen voorkomen dan we misschien inschatten.
In de afgelopen jaren is meerdere keren het verdrag ten aanzien van vervoer van passagiers en hun zaken over zee aangepast. Belangrijk gegeven daarbij is dat limieten van de aansprakelijkheid steeds zijn verhoogd. Overigens worden die limieten nog steeds uitgedrukt in SDR (Special Drawing Rights). Ook opvallend is dat bij elke aanpassing van het verdrag, minder landen het verdrag ratificeren. Anders dan we bijvoorbeeld in het Haags Verkeersongevallenverdrag zien, heeft deze specifieke tak van het aansprakelijkheidsrecht geen vast uitgangspunt als een lex loci deliciti. Er zijn meerdere mogelijkheden ten aanzien van de vraag welk recht op de regeling van de schade toe te passen. Het is dus in dit soort zaken belangrijk goed de verdragen door te nemen en te bedenken welke landen invloed hebben. Denk aan het bekende voorbeeld dat Nederland geen affectieschade kent, maar Griekenland wel. Als je echter moet gaan rekenen met “behoeftigheid”, dan ben je in Nederland weer beter af dan in Griekenland. Het is dus een kwestie van het maken van een goede inschatting.
9. Schadevergoeding naar Spaans schema
De volgende spreker was Prof. dr. Miquel Martin-Casals (professor aan de universiteit van Girono). Hij ging uitgebreid in op de voorstellen die hij met zijn werkgroep heeft gedaan voor een totale verandering van het Baremo systeem in Spanje. Het systeem zoals dat nu bestaat stapt flink over bepaalde schadeposten heen. Daarbij wordt ieder slachtoffer bijna over dezelfde kam geschoren. Het systeem wat Martin-Casals voorstelt wordt meer op de persoon van het slachtoffer gericht. Er zijn een aantal basis vergoedingen die voor ieder slachtoffer kunnen gelden, maar daarnaast komt er een plus waarbij de specifieke situatie van het slachtoffer centraal staat.
Om te onderstrepen dat het tijd is voor wijzigingen, heeft mevrouw Elena Aguero (verbonden aan het hoofdparket van het OM in Madrid) een aansluitende voordracht gehouden. Het OM in Spanje is verdeeld in een aantal taakgroepen, waaronder de taakgroep die zich richt op ver-keersongevallen. Aguero is een leidende figuur in deze taakgroep. Zij heeft met haar lezing nog eens onderstreept dat er meer aandacht moet komen voor het slachtoffer.
Medio 2014-2015 hoopt men in Spanje meer duidelijkheid over deze nieuwe voorstellen te hebben. To be continued…
10. De invloed van social benefits (in Spanje)
Aansluitend volgde de lezing van Javier López y García de la Serrana (advocaat te Granada, Spanje). Hij is uitgebreid ingegaan op het systeem van de Seguridad Social in Spanje en de verschillen ten opzicht van andere sociale zekerheidsinstanties in andere landen. Uit zijn verhaal kwam een duidelijke rechtsongelijkheid naar voren tussen Spanje en andere Europese landen. De Spaanse wetgever heeft in de wetgeving van de Seguridad Social geen eigen vorderingsrecht opgenomen. Dat betekent dat in het geval van een ongeval (met voor het slachtoffer arbeidsongeschiktheid tot gevolg), de (Spaanse) aansprakelijke verzekeraar een duidelijk voordeel heeft. De Seguridad Social zal een arbeidsongeschiktheidsuitkering gaan doen aan het slachtoffer, maar deze uitkering kan de Seguridad Social niet verhalen op de aansprakelijke verzekeraar. Lopez y Garcia schetste daarbij een situatie uit zijn eigen praktijk waarbij hij in een recente procedure als advocaat van een aansprakelijke verzekeraar, een uitkering door deze verzekeraar zelfs tot een minimaal bedrag heeft weten te reduceren.
NB:
In deze casus had een werknemer na een arbeidsongeval een blijvende inva-liditeit opgelopen. Op basis van de Baremo werd een berekening gemaakt van de uitkering voor de blijvende invaliditeit, grofweg een bedrag van rond de € 240.000,00. De Seguridad Social op haar beurt keert een arbeidsongeschiktheidsuitkering uit tot 65 van om en nabij totaal ook een bedrag van € 240.000,00. Omdat in de Baremo sprake is van een vermenging van smartengeld en economische schade (verlies van arbeidsvermogen) stelt de rechter dat er door de twee uitkeringen een voordeel door de werknemer wordt behaald door het ongeval. De rechter overweegt vervolgens dat de Seguridad Social op basis van de wet verplicht is een uitkering te betalen, zodat de verzekeraar niet ook nog eens hoeft te betalen. Het slachtoffer mag namelijk niet beter worden van de situatie, aldus de rechter. Hoewel Lopez y Garcia de zaak had gewonnen, voelde hij medelijden met het slachtoffer. Ook in zijn ogen was sprake van een onjuiste situatie.
Tijd dus ook op dat vlak voor hervormingen te zorgen en aansluiting bij Europa te zoeken. In andere landen, zoals Nederland, hebben de sociale instanties wèl een eigen recht. Per saldo maakt het niet uit. Het is alleen een kwestie van allocatie. In Spanje draait de gehele maatschappij voor de schade op en in de rest van Europa alleen de verzekeringsmaatschappij.
11. De aansprakelijkheid van care providers (verpleeghuizen)
Ana Romero (advocaat te Malaga, Spanje) en Larry Shaw (solicitor te Londen) zijn tenslotte nog ingegaan op de aansprakelijkheid van verzorgingshuizen. Romero liet daarbij zien dat in de laatste jaren meer en meer Noord-Europeanen kiezen voor een verzorging in een Spaans ver-zorgingshuis na het bereiken van een bepaalde leeftijd. Vooral vanuit Scandinavië en Engeland gaan veel “oudjes” hun oude dag slijten in een Spaans verzorgingshuis. Gezien het weer in hun eigen landen is daar ook wel wat bij voor te stellen. In ieder geval rusten er op eigenaren van verzorgingshuizen strenge regels ten aanzien van veiligheid en verzorging.
12. Slotwoord
Paul Kuhn (jurist bij de ADAC, de Duitse ANWB) sloot het congres af met uiteraard een woord van dank aan alle sprekers. Hij bedankte ook alle aanwezigen voor hun komst naar Malaga. Hij hoopte iedereen (en natuurlijk ook alle andere leden) in 2014 te zien in Wenen, de plaats waar volgend jaar het jaarcongres van PEOPIL zal worden gehouden.
Ik heb iets voor u!
Als dit verslag uw interesse in het lidmaatschap van PEOPIL heeft gewekt dan kunt u hieronder klikken voor het aanvraagformulier. Als u nu lid wordt, is 2013 vrij van contributie en betaalt u voor 2014 50% van de contributie. Alvast hartelijk welkom.
Rotterdam, september 2013
Maarten Tromp
(met dankbare hulp van Jorg van den Enden)